FM ACADEMY 2013-2015

Duurzaamheid

Functionaliteit
Het is wenselijk een gebouw zodanig te ontwerpen dat het past bij de beoogde en gewenste functionaliteit voor nu en in de toekomst. Het is aan te bevelen ontwerpoplossingen te kiezen welke de beoogde en gewenst functionalteit kunnen garanderen.
Duurzaamheids toepassingen voor gebouwen zijn nog niet verplicht. Wel wordt er geadviseerd om een gebouw neer te zetten waarbij de uitgangspunten van Duurzaam Bouwen worden gehanteerd. Bij duurzaam bouwen en verbouwen wordt rekening gehouden met de effecten op het milieu. Dat moet dan zowel bij het ontwerp van een gebouw of bouwwerk gebeuren als tijdens bouw, verbouw, renovatie of sloop. Bij duurzaam bouwen gaat het tevens over het gebruik van het gebouw. Bijvoorbeeld over de uitstoot van CO2 door energieverbruik voor verwarming en koeling van een gebouw. Men bekijkt de milieueffecten dus over de hele levensduur van het gebouw of bouwwerk.
Plafond
De minimale afstand tussen de vloer en het plafond dient volgens het bouwbesluit 2,6 meter te zijn. Verder dienen organisaties er voor te zorgen dat de plafonds in de speellokalen bestand zijn tegen ballen.
Vloeren
De maximale vloerbelasting moet afgestemd zijn op het gebruik van de ruimten. Ten behoeve van eventueel latere aanpassingen is het raadzaam rekening te houden met mogelijke nieuwe sparingen in de vloer welke in het toekomst het draagvermogen niet zullen aantasten.
Houdt bij de keuze van de vloerafwerking rekening met een hoge slijtvastheid, goede stroefheid, rolstoelbestendigheid en zo min mogelijk drempels.
De diffuse lichtreflectiefactor van de afwerking van de vloeren in kantoorruimten, vergaderruimten en spreekkamers dient minimaal 0,3 te zijn.
Wanden
Glazen wanden dienen t.a.v. de zichtbaarheid c.q. veiligheid (gedeeltelijk) bedekt te zijn door bijvoorbeeld folie of bestickering. Een andere mogelijkheid is om de glazen wand te bedekken door er meubilair voor te plaatsen.
Glas of spiegels tegen of onder het plafond moeten van veiligheidsglas zijn of voorzien zijn van kruisbewapening met een maximale maaswijdte van 0,016 meter. Zorg dat de binnenwanden van de leeromgeving voorzieningen hebben voor het ophangen van lichte voorwerpen, zoals schilderijen, prikborden, digiboard etc. Wanden dienen molestbestendig, stofarm, afwasbaar, vocht-bestendig en voldoende sterk te zijn. Voor de kinderopvang geldt aanvullend dat wanneer er een glazen wand geplaatst wordt tot 1,4 meter hoog dit moet voldoen aan de NEN3569.
Deuren
Buitendeuren sluiten zelfstandig en moeten beveiligd zijn tegen plotsteling dichtstlaan door een windvlaag. Wanneer een deur toegang biedt tot de openbare weg dient deze aan de binnenzijde zodanig beveiligd te zijn dat kinderen niet alleen de straat op kunnen. Buitendeuren naar de buitenruimte dienen volledig open gezet te kunnen worden. Geadviseerd wordt om deurdrangers op alle deuren te plaatsen, zodat de kans dat kinderen met hun vingers tussen de deur komen, kleiner wordt.
Om de veiligheid van de kinderen te kunnen waarborgen dient de kinderopvang een afsluitbare entree te hebben, welke buiten de haal- en brengtijden van binnenuit afgesloten dient te worden. Alle binnendeuren (op die van bergingen/magazijnen na) zijn voorzien van (smalle) veiligheidsglasstroken of zijlicht.
Ramen en Kozijnen
Per stramienmaat dient, indien de omstandigheden (externe veiligheid etc.) dit toelaten, minimaal één te openen raam aanwezig te zijn, dit dient een kantelraam te zijn. De te openen ramen zijn complementair aan het binnenmilieu; het binnenmilieu moet gehandhaafd kunnen worden zonder dat het openen van ramen noodzakelijk is. De gevelopeningen op de begane grond moeten worden voorzien van slagvast glas.
Ramen op verdiepingen en vloeren die op 1 meter boven het maaiveld liggen moeten in ruimten waar kinderen tot 12 jaar verblijven een afscheiding hebben tot een hoogte van minimaal 85 cm boven de vloer. Er moet dus een borstwering, hekje of andere afscherming gemaakt worden bij ramen die lager dan 85 cm boven de vloer zijn geplaatst.
Het gebouw heeft op basis van Life Cylce Costs bij voorkeur
aluminium (of kunststof) kozijnen
Voor de kinderopvang geldt dat er daglicht in alle verblijfsruimten (groepsruimten, activiteitenruimten) binnen moet kunnen treden. De raamoppervlakte eisen met bijbehorende daglichttoetredingseisen zijn terug te vinden in het Bouwbesluit.
De materiaalkeuzes in een gebouw dienen afgestemd te zijn op intensief gebruik, bedoelde functie en schoonmaakbaarheid. De bouw- en inrichtingsmaterialen mogen geen schadelijke week-makers/ftalaten (zoals DEHP, DBP, en BBGP) bevatten. Daarnaast mogen er geen scherpe randen/bouwdelen in het gebouw voor komen die letsel kunnen veroorzaken.

Basiseisen

Materiaal
BOUWKUNDIGE EISEN
Alle bouwwerken moeten aan de voorschriften voldoen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. De voorschriften gaan in op de onderwerpen veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Het laatste Bouwbesluit is tot stand gekomen in 2012 in samenwerking met architecten, aannemers, gemeenten en bouwbedrijven. Naast algemene voorschriften zijn er tevens functiegerelateerde voorschriften in het Bouwbesluit opgenomen, waar onderwijs en kinderopvang voorbeelden van zijn. De belangrijkste onderwerpen waar aan gedacht moet worden, vanuit bouwkundig oogpunt, bij het oprichten van een nieuw onderwijsgebouw worden hier onderstaand weergegeven.
Het gebouw dient te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, gebruiksbesluit, lokale brandweer, gemeente bouwverordening en gangbare eisen van opstalverzekeringen. Om te kunnen voldoen aan deze wetgeving zullen er o.a. vluchtplattegronden en een BHV plan opsteld moeten worden.
De brandweer inspecteert de brandveiligheid van een kinderopvang. Deze moet in ieder geval beschikken over een brandslanghaspel, een ontruimingsplan en een brandmeldsinstallatie of automatische rookmelders. Om er voor te zorgen dat de bedrijfshulpverlening de ontruiming adequaat kan leiden, is het belangrijk en tevens verplicht om minimaal één keer per jaar een ontruimingsoefening te houden en te evalueren. De opvangorganisatie is eindverantwoordelijk voor het brandveiligheidsbeleid, maar de manager van de vestiging is verantwoordelijk voor de brandveiligheid op de vestiging.
